Leven met sociale angst: mijn persoonlijke verhaal

Leven met sociale angst: mijn persoonlijke verhaal

Stel je voor: je zit in een groep mensen. Iemand stelt een vraag en die is aan jou gericht. Opeens zijn alle ogen op jou. Je hart slaat sneller, je ademhaling versnelt, je voelt je wangen warm worden. Terwijl je een antwoord probeert te formuleren, draait je hoofd overuren. ‘Zeg ik dit wel goed?’, ‘Klink ik raar?’, ‘Wat denken ze nu van mij?’ Het liefst zou je gewoon opstaan en weglopen. Voor anderen is dit misschien een normaal moment, of slechts een lichte spanning. Maar bij mij… gaat direct alles op rood. Mijn lijf schiet gelijk in paniek en mijn hoofd wil vluchten. Ik verlies letterlijk de controle.
Dít is sociale angst. En dit is mijn verhaal.

Mijn naam is Daphne en ik ben 29 jaar. Ik woon inmiddels tien jaar op mezelf, samen met mijn twee katten. Ik ben een hooggevoelige introvert en ik hou van rust. Alleen zijn helpt mij opladen. Drukke dagen, sociale verplichtingen of veel prikkels achter elkaar kunnen me leegzuigen. Dat komt deels doordat ik introvert ben: mensen kosten mij energie, in plaats van dat ze me energie geven. Maar het komt ook doordat ik hooggevoelig ben. Geluiden, sferen, stemmingen, ik ervaar ze allemaal net iets intenser. En daar komt nog iets bij: ik heb moeite met sociaal contact. Het is niet zo dat ik anderen niet leuk vind. Ik heb juist behoefte aan verbinding, aan echtheid. Maar ergens onderweg is die behoefte vermengd geraakt met angst. Angst om gezien te worden. Angst om iets verkeerds te zeggen. Angst voor ongemakkelijkheid, oordeel of afwijzing.

Waarom die angst er is, hoe die zich heeft ontwikkeld en hoe ik daarmee leef: dat wil ik in deze blog met je delen.

Ik kamp nu al zo’n zeven jaar met sociale angst. Als ik terugkijk, kan ik niet precies aanwijzen wanneer het is begonnen. Vroeger was ik altijd al een rustig meisje, misschien zelfs wat verlegen. Ik was (en ben nog steeds) een kat uit de boom kijker. Ik hield er nooit van om op de voorgrond te staan, en nam die plek ook niet in. Dat is gewoon een stukje van mijn karakter.

Tot mijn achttiende had ik in ieder geval geen echte problemen met sociaal contact. Het belemmerde me niet. Ik deed gewoon mijn ding, zonder dat ik gesprekken tot in detail analyseerde of mezelf vragen stelde over hoe ik overkwam. Sociaal zijn ging vanzelf of in ieder geval zonder angst. Maar op een bepaald moment begon er iets te veranderen. Ik werd steeds onzekerder. In het begin viel het nog mee, maar na verloop van tijd begon het me te belemmeren. Die onzekerheid sloop langzaam in allerlei situaties: op mijn werk, bij vrienden, zelfs bij mijn familie.

Hoe mijn sociale angst begon op de werkvloer

Het begon op mijn werk, waar ik destijds als pedagogisch medewerker op een sport-BSO werkte. Ik zat daar niet echt lekker in de groep met collega’s. We werkten met elkaar, maar voelden weinig verbinding. En ik stond voortdurend ‘aan’. Ik gaf af en toe sportlessen, hield orde, en was voortdurend in gesprek: met ouders, collega’s, schooljuffen, invallers. De gesprekken waren niet alleen zakelijk, maar ook sociaal: een praatje hier, een grapje daar. Wat op papier normaal lijkt, kostte me in werkelijkheid steeds meer energie.

Langzaam maar zeker begon mijn onzekerheid zich te vertalen naar iets fysieks: blozen. Ik weet niet precies wanneer dat begon, maar waarschijnlijk was er een moment waarop ik rood werd tijdens een gesprek en dat zó ongemakkelijk vond, dat het in mijn hoofd bleef hangen. Vanaf dat moment begon ik steeds vaker rood te worden. Eerst alleen tijdens gesprekken met collega’s. Daarna steeds sneller, zelfs bij de kinderen.

Ik weet nog goed dat we een keer met z’n allen aan tafel zaten. Tien kinderen en ik samen met een collega. Ik was in gesprek met een kind en dat kind vroeg ineens hardop: ‘Juf, waarom word je nu rood?’ Ik vergeet dat moment nooit meer. Iedereen hoorde het. Het raakte me dieper dan ik had verwacht. Want ondanks dat het ‘maar’ kinderen zijn, maakte dat het niet minder pijnlijk voor mij.

Het moeilijkste was misschien nog wel dat ik het niet kon controleren. Je voelt het opkomen, en het gaat pas weer weg wanneer het zelf besluit te verdwijnen. En in zo’n gesprek kun je niet even ‘verdwijnen’. Rood worden is zichtbaar, het zit in je gezicht. En juist dat maakt het zo kwetsbaar. In mijn hoofd ging het op zo’n moment alle kanten op: ‘Ziet iemand dit?’, ‘Wat zullen ze denken?’ Ik voelde me op dat moment zelfs minderwaardig aan het kind tegenover me. Alsof ik niet ‘de volwassene’ was, maar iemand die zich ongemakkelijk en verlegen voelde tegenover een zesjarige. En in mijn hoofd kon dat echt niet. Het voelde als falen.

Helaas bleef het niet bij dat ene moment. Er volgden nog talloze situaties waarin ik bloosde tijdens gesprekken met kinderen. En telkens hoopte ik stiekem dat het kind even weg zou kijken, zodat ik ademruimte had. Letterlijk even afkoelen. Even ontsnappen aan het branderige gevoel in mijn gezicht.

En heel eerlijk: ik vond het ook zo fijn om alleen met de kinderen op de groep te werken. Ik hoefde me dan voor niemand anders anders voor te doen en kon doen en laten wat in me opkwam. Ik voelde me dan veel vrijer en veel minder bekeken. En wanneer het niet noodzakelijk was om contact te leggen met collega’s, deed ik dat ook niet. Ik zat dan veel liever aan tafel om kinderen te observeren. Ik kon mijn collega’s niet meer ontspannen aankijken of écht volgen tijdens hun verhaal. Zodra ik zelf iets wilde zeggen, of wanneer zij met me praatten, voelde ik meteen diezelfde spanning opkomen. Vaak ging die gepaard met blozen, en ik schaamde me er enorm voor. Daardoor werd ik nóg onzekerder. Het was alsof elk sociaal moment me bevestigde in mijn angst. En omdat mijn werk grotendeels uit sociaal contact bestond, voelde het alsof ik de hele dag aan het falen was.

Na zulke momenten was ik vaak boos op mezelf. Ik begreep niet waarom ik zo gespannen was, zelfs niet bij iets kleins, zoals wanneer een collega me gewoon vroeg hoe mijn weekend was.

En dan moesten de kinderen nog opgehaald worden. Alleen al het idee dat ik een ouder onder ogen moest komen en een gesprek moest voeren, maakte me nerveus. Soms probeerde ik me voor te bereiden: bij dit kind kan ik dát zeggen, bij dat kind iets anders. Dat gaf me een gevoel van controle. Dan voelde het even alsof ik invloed had op hoe ik overkwam. Maar zelfs dan bleef het malen in mijn hoofd. Was ik vriendelijk genoeg? Had ik iets raars gezegd?

Soms had ik geluk: een ouder die snel zijn kind meenam zonder een praatje. Daar was ik stiekem blij mee. Later probeerde ik dat soort momenten soms zelfs actief te vermijden. Als ik een ouder aan zag komen en er was een collega in de buurt, dan dook ik snel de keuken in. Met mijn hoofd in de koelkast, zodat zij als eerste gezien werd. Als dat lukte, voelde ik me opgelucht. Dan kon ik weer even ademhalen, terug naar de kinderen, en van een afstandje naar het gesprek kijken.

Vaak keek ik dan vol bewondering en ja, ook jaloezie, naar hoe moeiteloos het mijn collega leek af te gaan. Ze kwam dan zo ontspannen over en het leek allemaal zo vanzelfsprekend. En in mijn hoofd kwamen de negatieve gedachten vanzelf: ‘Zij doet het veel beter’, ‘Zij komt leuker over’, ‘Zij is zekerder, daarom vinden ouders haar fijner.’

En zo werd het een vicieuze cirkel. Elk gesprek gaf me spanning, die spanning maakte me onzeker, die onzekerheid leidde tot schaamte en vergelijken, en daardoor werd ik nog angstiger voor het volgende gesprek. Alles wat ooit vanzelf ging, voelde nu als een sociaal mijnenveld.

Angst in mijn privésituatie

Waar het eerst vooral op mijn werk speelde, begon de angst zich uiteindelijk ook in mijn privéleven te laten zien. Bij vrienden, en later zelfs bij mijn familie. Dat vond ik misschien nog wel het meest verwarrend: waarom werd ik rood bij mijn ouders, bij mijn broer of zus? Bij hen kan ik toch volledig mezelf zijn?

Maar in plaats van ontspanning, voelde ik juist spanning. Ik was bang dat ze zouden merken dat ik rood werd en dan zouden denken: ‘Wat gek, waarom gebeurt dat nou bij ons?’ Ik begon mezelf steeds vreemder te vinden. Ik wilde het niet, ik snapte het niet, maar het gebeurde toch. Alsof mijn lichaam gewoon zijn eigen plan trok.

Soms hoefde iemand me alleen maar aan te kijken, en ik voelde de angst en het rood worden al opkomen. Het overviel me telkens weer. Zelfs tijdens iets gezelligs, zoals shoppen met mijn zus of een vriendin, sloeg het toe. Zodra iemand in de winkel iets tegen me zei: bam, daar was het weer. Mijn wangen begonnen te gloeien, mijn hart ging tekeer en ik wilde het liefst verdwijnen.

Op een gegeven moment begon ik zelfs te hopen dat mensen me niet zouden aanspreken. Ook bij de kassa: als een caissière iets uitlegde over korting of een aanbieding, voelde ik het meteen opkomen. Die plotselinge roodheid, die paniek. Ik schaamde me kapot. En het nare was: het bleef niet bij dat ene moment. Ik voelde me daarna de hele dag klein, onzeker, alsof ik niets waard was. Bang voor een volgende angstige situatie.

Ja, ik ben ook een tijd depressief geweest. Ik voelde me voor niemand meer belangrijk, alsof ik niets kon, niets betekende. De angstige situaties bleven zich maar opstapelen. En ik begon me te realiseren: bijna alles in het leven draait om sociaal zijn. Zodra je de deur uitgaat, kom je mensen tegen. Wil je iets bereiken? Dan heb je contact met anderen nodig. Zelfs boodschappen doen betekent soms een praatje met een bekende.

De buitenwereld voelde voor mij steeds onveiliger. Maar ondanks alles heb ik nooit écht vermeden of de handdoek in de ring gegooid. Ik ben blijven opstaan, blijven gaan. Ik bleef opduiken bij groepsoverleggen, verjaardagen, uitjes, familiebezoek, etentjes, feestdagen met familie en ook gewoon bij m’n vrienden thuis op de bank zitten. En op het werk stapte ik toch op collega’s af, legde ik sportspellen uit in de gymzaal, omdat het soms gewoon moest. Maar ik deed dat allemaal wel telkens met lood in mijn schoenen. Met knikkende knieën en een hoofd vol angst. Het kostte me allemaal ontzettend veel moeite… moeite om maar normaal te lijken, alsof er niks mis was met me en alles goed ging.

Hoe angst voelt: lichamelijke en mentale symptomen

Wat ooit begon als onzekerheid, was uitgegroeid tot een diepe, allesoverheersende angst. Ik kon me niet eens meer herinneren hoe het voelde om een gesprek te voeren zonder angst.

Die angst kwam altijd in dezelfde volgorde: eerst voelde ik me minderwaardig, dan kwam de spanning opzetten. Mijn ademhaling versnelde, mijn hart ging tekeer, mijn gezicht werd warm. Ik wist wat er kwam: blozen. En dat blozen bracht direct een golf van schaamte met zich mee. Alsof ik volledig in elkaar kromp. Ik wilde het gesprek verlaten, verdwijnen. Mijn hoofd zat vol gedachten over wat de ander wel niet van mij zou denken. Alsof ik ineens niks meer voorstelde. Alsof ik alleen nog dat blozende, onzekere meisje was. Terwijl ik diep vanbinnen wéét dat ik zoveel meer ben dan dat.

Maar op dat moment voel ik me machteloos. Niet mezelf. Mijn houding verandert, mijn stem trilt, ik raak mezelf kwijt. En dat is misschien wel het pijnlijkste: het beeld dat ik van mezelf wil laten zien, komt niet overeen met wat mensen op zo’n moment zien. Misschien herken je dit ook bij jezelf.

Stressvlekken

Wanneer ik angst of spanning ervaar, gaat dat bijna altijd gepaard met rode vlekken in mijn hals. Dat betekent voor mij dat ik me totaal niet op mijn gemak voel en op dat moment een beetje – of juist heel veel – stress ervaar, afhankelijk van de situatie. In het begin schaamde ik me daar echt voor. Want het was zo opzichtig. Dan voerde je gewoon een normaal gesprek over koetjes en kalfjes, en dan zaten er ineens stressvlekken in je nek? Wat moest de ander dan wel niet denken?

Soms stemde ik mijn kleding daar zelfs op af. Dan droeg ik alleen nog maar hoge shirts die mijn hals bedekten. En als ik dat een keer vergeten was, of niet had verwacht dat ik zoveel spanning zou voelen, dan deed ik mijn haar er een beetje voor. Dat bedekte niet alles, maar in ieder geval een deel.

Ik heb een hele lange tijd gehad dat ik tijdens spannende situaties vrijwel altijd die rode vlekken kreeg. Vaak wist ik van tevoren al dat het zou gebeuren, daar hoefde ik mijn hals niet eens voor te zien. Op zulke momenten schaamde ik me enorm. Als het niet van mijn gezicht af te lezen was, dan konden ze het wel van mijn hals zien.

En dan, als ik naar huis ging, keek ik in de spiegel (wanneer aanwezig) en zag ik het: allemaal rode vlekken in mijn hals. Ja, dat maakte me erg onzeker.

Tegenwoordig ben ik daar veel minder mee bezig. Ik pas mijn kleding er niet meer bewust op aan. Ik draag gewoon wat ik leuk vind of dat nou een hoge of een lage hals is.

Altijd op mijn hoede

Op een gegeven moment durfde ik mijn eigen mening niet meer te geven. Ik hield het liever voor me. En als ik het dan tóch weer eens had aangedurfd, wist ik direct weer waarom ik het liever voor mezelf hield: ik kreeg vaak meteen tegengas, en juist dáár had ik moeite mee. Op de een of andere manier was ik daar bang voor. Ik trok me dan meteen terug en kwam niet meer voor mezelf op. Als iemand een andere – soms stevige – mening had, voelde ik me persoonlijk aangevallen. Ik kon dan de angst voelen opkomen: pure onzekerheid.

Later, tijdens ieder sociaal moment, durfde ik zelfs niet meer te lachen of normaal te ademen. Ik verloor letterlijk mijn spontaniteit. Bij elke beweging die ik maakte, schaamde ik me. Het leek alsof ik constant werd bekeken, alsof ik onder een vergrootglas lag. Die sociale druk was ontzettend zwaar en ook heel verwarrend. Ik wist niet meer wie ik zelf was, wat een ‘normale’ houding was, of hoe ik me het beste kon gedragen. Daardoor begon ik me volledig te richten op hoe anderen zich gedroegen. Ik keek hoe zij praatten, hoe ze zich bewogen: want dat zal dan wel ‘goed’ zijn, dacht ik. Ik probeerde me aan te passen aan hun energie, aan hun houding.

Je kunt je voorstellen hoe vermoeiend dat is. Dat constante opletten, analyseren, aanpassen. Op een gegeven moment wist ik gewoon niet meer wie ik was zonder al die spanning en zelfobservatie.

En dat was nog niet alles. Ik begon me ook extreem bewust te worden van mijn eigen gezichtsuitdrukkingen. Ik legde er een vergrootglas op; alles leek raar te zijn aan mezelf. Als ik ergens om moest lachen, begon dat de eerste paar seconden nog als een oprechte lach. Maar daarna sloeg de onzekerheid toe: alsof ik niet mocht lachen, of alsof mijn lach raar was. Die onzekerheid blokkeerde mijn spontane emotie en dan stopte het lachen ineens. Heel vreemd is dat. Ik kan het ook moeilijk uitleggen. Maar ik vond het zó vervelend: de ander was dan nog aan het lachen, maar ik kon niet meer meedoen. Ik ging razendsnel van vrolijk naar onzeker en angstig. Dat voelde ik overal in mijn lijf, maar vooral in mijn gezicht. Mijn gezichtsuitdrukking sloeg in één seconde om naar ‘standje onzekerheid’, terwijl ik daarvoor nog gewoon aan het lachen was. Dat moet ook heel vreemd zijn geweest voor degene met wie ik op dat moment was.

Ik probeerde dat dan te verbergen door weg te kijken, zodat ik even tot rust kon komen. Langzaam kon het gevoel dan wegzakken en kreeg ik mijn gezichtsuitdrukking weer onder controle. Maar dat gevoel kon me helemaal overnemen, fysiek én mentaal. Ik had er geen grip op. En omdat ik die emoties zo intens voelde vanbinnen, dacht ik steeds dat anderen het aan me konden zien. Dat het van mijn gezicht was af te lezen.

Uiteindelijk besloot ik ook voor dit deel een oplossing te zoeken. Want ja: dit wilde ik óók niet, net zoals de duizend andere dingen die ik ervaarde door de sociale angst. Dit was er één van. En ook hiermee ging ik actief aan de slag om het te veranderen.

Het onzichtbare gevecht van binnen

Tijdens sociaal contact merkte ik vaak dat ik er met mijn hoofd niet helemaal bij was. Terwijl iemand iets vertelde, was ik in gedachten vooral bezig met mezelf: ‘Hoe zie ik eruit?’, ‘Kijk ik niet raar?’, ‘Wat denkt diegene nu van me?’, ‘Straks word ik rood…’ Mijn hoofd draaide overuren. Helemaal tijdens een angstaanval ging alles langs me heen. Ik probeerde me vast te klampen aan het gesprek, maar al mijn aandacht ging naar de angst en de schaamte die ik op dat moment voelde.

Als ik daarna probeerde te herhalen wat ik dacht dat de ander gezegd had, kreeg ik soms een scherpe reactie terug: ‘Nee, dat zei ik helemaal niet, ik zei dit en dat.’ Dat raakte me. Het bevestigde mijn eigen twijfel aan mezelf en maakte me nóg onzekerder. Wat ze niet zagen, was dat ik op dat moment een angstaanval had en er gewoon even niet helemaal bij kon zijn. Maar dat durfde ik niet uit te leggen. Ik hield het voor me, uit schaamte.

Na zulke momenten probeerde ik me altijd weer zo goed mogelijk in het gesprek te mengen. Soms vroeg ik ter bevestiging of ik het goed had begrepen, gewoon om zeker te weten dat ik het niet verkeerd had opgevat. Maar ook daar ben ik op een gegeven moment mee gestopt. Ik ben gestopt met mezelf te veroordelen. Ik nam het mezelf niet langer kwalijk als ik iets miste. Sterker nog: ik begon het logisch te vinden. Natuurlijk kon ik niet alles opnemen terwijl mijn hele systeem bezig was met overleven.

Vanbinnen brak ik, maar niemand zag het

Er zijn zat momenten geweest dat ik na een angstige situatie in tranen uitbarstte. Omdat ik me zó alleen voelde. Niemand in mijn omgeving leek deze angst te hebben, en daardoor ook niet te begrijpen. Ik begon jaloers te worden op iedereen die zó moeiteloos leek te praten. Mijn eigen tweelingzus kon gewoon praten, lachen, reageren zonder dat ze rood werd. Ze leek echt volledig met haar hoofd bij het gesprek te zijn. Het leek alsof ze geen één keer stil stond bij haar zelf en dat leek mij zo heerlijk. Waarom kon ik dit niet? Ik had het vroeger toch ook gekund? Maar dat leek ineens een heel ander leven te zijn.

Tijdens of na een angstaanval voelde ik me vaak compleet uitgeput. Mijn hele systeem leek leeg. Dat kwam niet alleen door de angst zelf, maar ook door het constante maskeren. Ik deed alsof alles goed ging. Alsof ik extravert was, ontspannen, en me prima voelde in gezelschap. Maar vanbinnen voelde ik iets totaal anders. Mijn lichaam stond strak van de spanning. Ik voelde de angst in elke vezel en wilde het liefst wegrennen, ergens naartoe waar ik alleen kon zijn.

Toch lachte ik, maakte een praatje, hield oogcontact. Dat deed ik niet omdat het makkelijk was, maar omdat ik niet wilde dat iemand zag hoe ik me écht voelde. Die voortdurende innerlijke tweestrijd vrat enorm veel energie: aan de buitenkant sterk lijken, terwijl je vanbinnen breekt. Niemand wist dat ik soms huilend naar huis ging. Voor mijn gevoel had ik weer gefaald.

Daarbovenop verbruikte ik tijdens een angstaanval enorm veel adrenaline. Soms gebeurde dat meerdere keren per dag. Mijn lichaam stond continu in de hoogste staat van paraatheid, alsof er elk moment gevaar dreigde. En dat doet je lijf niet voor niets: het wil je beschermen. Het pompt adrenaline door je heen zodat je kunt vechten of vluchten. Stel je voor dat je elke dag meerdere keren het gevoel hebt dat je tegenover een tijger staat. Keer op keer moet je kiezen: vechten of rennen. Ook al is er in werkelijkheid geen tijger, je lichaam reageert alsof je leven ervan afhangt. Dat put je uit. Aan het eind van de dag was ik vaak helemaal leeg. Maar die vermoeidheid voelde ik ook al tijdens of direct na een angstaanval. Dan kon ik niks meer verdragen. Elke prikkel, een opmerking, een geluid, een blik, kwam keihard binnen. Mijn reserves waren op.

Het voelde alsof dit mijn nieuwe ik was geworden. Alsof ik het overal met me meesleepte. En ik wilde dat zó graag anders. Het verlangen om vrij te zijn, om weer te kunnen ademen in sociaal contact, hield me in de vechtmodus. Ik bleef elke dag zoeken naar oplossingen.

Mijn huidige situatie: hoe ik nu met angst omga

In de afgelopen jaren heb ik gesprekken gevoerd met drie verschillende psychologen. Ik heb boeken gelezen, audio-programma’s en online trainingen gevolgd, ik heb een regressietherapeut bezocht en me eindeloos verdiept in angst. Maar eerlijk? Het leek nooit écht verschil te maken. Ik bleef vastzitten in dezelfde vicieuze cirkel van angst, frustratie en machteloosheid.

Jarenlang heb ik gezocht naar een oplossing. Elke dag opnieuw. Ik stond ermee op en ging ermee naar bed. En hoe graag ik ook vooruit wilde, niets leek écht te werken. Tot ik op een dag besloot het roer radicaal om te gooien. En vanaf dat moment gebeurde er iets onverwachts: er kwam beweging. Vrij snel zelfs.

Voor het eerst in jaren voel ik dat ik écht stappen zet. Dat ik verder kom. Dat voelt echt geweldig!

Ik ben nog niet helemaal van mijn angst af, maar ik ben al zóveel verder dan ik ooit dacht dat ik zou komen. Ik bloos niet meer standaard zodra ik iemand aankijk. Ik voel me al iets rustiger tijdens gesprekken. Ik durf mensen weer echt aan te kijken, soms zelfs voor langere tijd. Waar ik eerder alleen naar de grond, muur of tafel durfde te kijken, lukt het me nu om met aandacht te blijven.

Natuurlijk, het is nog niet altijd makkelijk. Een gesprek voelt voor mij nog steeds niet als iets natuurlijks. En de ene keer voel ik meer spanning dan de andere keer. Maar ik zit er nu op een andere manier in. En soms, tijdens een gesprek, betrap ik mezelf erop dat ik iemand aankijk en dan voel ik een glimlach opkomen. Een soort trots, dat ik dát nu kan. Dat moment alleen al voelt als winst.

Wat je kunt verwachten op mijn blog over sociale angst

Hoewel ik nog steeds met sociale angst leef, heb ik onderweg al veel inzichten opgedaan die ik graag op mijn blog met je wil delen. Niet alleen mijn persoonlijke verhalen, maar ook alles wat me heeft geholpen. Denk aan:

  • Wat angst eigenlijk is
  • Hoe gedachten je gevoel beïnvloeden
  • Het effect van vermijdingsgedrag
  • Wat positief denken met je kan doen
  • En thema’s zoals voeding, beweging, straatvrees, omgaan met triggers en nog veel meer

Soms deel ik een concrete tip, soms gewoon een ervaring of gedachte die ik die dag heb meegemaakt. Maar altijd vanuit één doel: herkenning en steun. Want eerlijk? Deze website is ontstaan vanuit een gemis aan begrip. Vanuit het verlangen om me minder alleen te voelen. En dat gun ik jou ook!

Misschien herken je je in mijn verhaal en dan ben ik wel benieuwd wat jouw verhaal is. Wat maakt sociale situaties voor jou zo lastig? Wat voel jij tijdens zo’n moment?

Voel je vooral welkom om iets te delen. Dit kan in de reacties, of via een berichtje. Alles mag. Je bent niet alleen!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top